Conditie is een steeds meer voorkomend begrip in de huidige sportwereld. Dit begrip wordt echter vaak verschillend geïnterpreteerd. In de sporttrainingsleer is er een duidelijke betekenis over het veelomvattende begrip conditie.
Middels dit artikel willen wij informatie geven over welke betekenis het veelomvattende woord conditie heeft in de sporttrainingsleer.

Conditie bestaat uit…
Binnen conditie bestaan er de motorische en sportmotorische basisvaardigheden.
Zoals te zien is in het figuur staan de motorische basisvaardigheden in verbinding met elkaar.
Specifieker gekeken is er altijd een relatie tussen de verschillende motorische basisvaardigheden. Motorische basisvaardigheden komen namelijk nooit in zuivere vorm voor. We komen dan tot de zogenoemde sportmotorische basisvaardigheden. Deze eigenschappen zijn makkelijker te vertalen naar de specifieke sport.
Voorwaarden, het fundament, voor het uitvoeren van motorisch of sportmotorische acties zijn coördinatie en lenigheid (ook wel bewegelijkheid).
We gaan nu dieper in op wat de temen, die voorkomen in het schema, allemaal betekenen.
Motorische basisvaardigheden.
Kracht.
Kracht is de invloed die op een voorwerp werkt en daardoor snelheidsverandering teweeg kan brengen. Dat wil dus zeggen dat middels een krachtinspanning voorwerpen in beweging kunnen worden gezet. De weerstand van het voorwerp kan verschillen. De zwaarte van de weerstand is vervolgens mede bepalend voor welk specifiek sportmotorisch karakter de krachtinspanning krijgt.
Snelheid.
Snelheid in de sport is een complex begrip. Snelheid is het vermogen om motorische acties of een afzonderlijke motorische actie in een minimale tijd te volbrengen. Er worden in de sport verschillende soorten snelheid onderscheden en er zijn tevens verschillende verschijningsvormen van snelheid.
Uithoudingsvermogen.
Uithoudingsvermogen is het weerstandvermogen tegen vermoeidheid bij langdurig, aanhoudende, belastingen van het totaal organisme of afzonderlijke deelsystemen.
In de verschillende takken van sport zie je dat bij de ene sport sprake is van een kortere belasting dan bij een andere sport. Soms zie je zelfs binnen één sport dat belastingen zijn van verschillende duur (bijvoorbeeld schaatsen of hardlopen). De duur van de belasting bepaald welke systemen er in je lichaam worden aangesproken en welke sportmotorische basisvaardigheid er van toepassing zijn.
Sportmotorische basisvaardigheden.

Kracht UHV
Het krachtuithoudingsvermogen is je weerstand tegen vermoeidheid bij langdurige krachtsinspanningen. Dit geldt voor prestaties van zowel statische als dynamische aard. Een voetballer zal de hele wedstrijd zijn eigen lichaamsgewicht constant moeten versnellen, remmen, wenden, keren en veranderen van richting. Er is sprake van een krachtsinspanning op de benen die hij 90 minuten lang vol moet houden.

Duurkracht
De eigenschap om cyclische krachtprestatie (steeds herhalende beweging) zonder vermindering in rendement gedurende lange tijd uit te voeren.
Bij een marathon loper is er sprake van een lichte krachtsinspanning op de benen welke hij 42km 195m zal moeten volhouden.
UHV in Snelheid
Houd je de afstand langer dan 20 tot 60 seconden aan, dan zal de energetische verbranding overwegend anaeroob lactisch zijn. Dit wordt aangeduid met uithoudingsvermogen in snelheid.
Snelheid UHV
Ook wel negatieve snelheidsfase genoemd. Snelheid UHV is afhankelijk van de lengte van de afstand. Het anaeroob UHV bepaalt de lengte. Is de te overbruggen snelheidsafstand 60 tot 120-150 meter (respectievelijk beginners en gevorderden), dan zal de energetische verbranding overwegend anaeroob a-lactisch zijn. Dit wordt aangeduid met snelheiduithoudingsvermogen.

Snelkracht
De eigenschap van het spierzenuwsysteem om weerstanden te overwinnen, met hoogst mogelijke contractiesnelheid met voldoende krachtsinzet. Er is sprake van een lichte weerstand met een snelle (hoogst mogelijke) spiercontractie. Een volleybal(st)er zal smashen over het net. Hierbij is de bal een lichte weerstand en wordt deze met een hoge snelheid geraakt om de bal snelheid te geven.

Explosieve Kracht
De eigenschap van het spierzenuwsysteem om hoge weerstanden te overwinnen, met een hoge contractiesnelheid met een grote krachtontwikkeling. Een kogelstoter zal met hoge snelheid veel weerstand (de kogel) moeten overwinnen om die kogel zover mogelijk te krijgen.
In vele spelsporten is explosieve kracht (met name in de benen) een zeer belangrijke factor. Hockey, tennis, handbal, voetbal, honkbal, ze worden allemaal gekenmerkt door het versnellen en remmen van het eigen lichaamsgewicht (hoge weerstand).
Coördinatie.
Onder coördinatie verstaan we de samenwerking tussen het Centraal Zenuw Stelsel (CZS) en de spieren, bij een willekeurige beweging. Door (op vooral jonge leeftijd) veel te oefenen en te trainen met een veelzijdige bewegingsscholing en bewegingsgrondvormen zul je coördinatief sterker onderlegd worden. Het coordinatieve vermogen bestaat uit verschillende ‘principes’ waarin je jezelf kunt ontwikkelen. Dat zijn de volgende:
• Ruimtelijk oriëntatievermogen.
Hoe het lichaam in tijd en ruimte en ten opzichte van materialen beweegt.
• Reactievermogen.
Het vermogen snel en doelmatig bewegingen uit te voeren op basis van signalen op het gebied van geluid, zicht en gevoel.
• Ritmisch vermogen.
Het lichaam in een bepaald, doelmatig ritme laten bewegen om juist te handelen t.o.v. een van buitenaf bepaalde impuls.
• Balanceervermogen.
Het vermogen om het lichaam te laten bewegen waarbij het lichaam in evenwicht blijft.
• Koppelingsvermogen.
Het vermogen om afzonderlijke bewegingen of elementen als vloeiend bewegingsprogramma zichtbaar te maken.
• Schakelvermogen.
Het vermogen bij situatieverandering de beweging aan te passen.
• Kinesthetisch differentiatievermogen.
Het vermogen om via gevoel in spieren en gewrichten het lichaam in te laten spelen op externe factoren.
• Motorisch differentiatie vermogen.
Het vermogen om subtiele bewegingen af te stemmen op afzonderlijke bewegingsfasen om een zo goed mogelijke, economische, nauwkeurige beweging tot uitdrukking te laten komen.

Lenigheid/beweeglijkheid.
Lenigheid is het vermogen en de eigenschap om bewegingen met grote bewegingsamplitude zelf of met ondersteunende invloed van uitwendige krachten uit te voeren.
• Algemene lenigheid.
De beweeglijkheid in de belangrijkste gewrichtssystemen zoals de wervelkolom, schouder – en heupgewricht.
• Specifieke lenigheid.
Heeft betrekking op de beweeglijkheid in een bepaald gewricht welke funtioneel is voor een bepaalde sport.
• Actieve lenigheid.
Is de grootst mogelijke bewegingsuitslag in een gewricht, die een sporter o.i.v. uitwendige krachten bereiken kan in beweging (actief).
• Passieve lenigheid.
Is de grootst mogelijke bewegingsuitslag in een gewricht, die een sporter o.i.v. uitwendige krachten bereiken kan in stilstand (passief).
Samenvattend.
De motorische en sportmotorische basisvaardigheden komen nooit in zuivere vorm voor in de specifieke sport.
Als we kijken naar bijvoorbeeld een 5 en 10 km schaatser dan speelt het UHV een zeer belangrijke rol in deze discipline. Echter de schaatser zal ook moeten beschikken over snelheid en kracht.
Een voetballer zal ook een goed UHV moeten hebben. Hij moet de wedstrijd immers 90 minuten vol kunnen houden. Echter het voetbalspel kenmerkt zich door de vele sprint-, went-, keer- en rem-acties. Om zijn lichaamsgewicht constant zo snel mogelijk te verplaatsen zal hij dus ook op basis van kracht goed getraind moeten zijn.
De verschillende coördinatieve principes moeten ontwikkeld worden in de jonge levensjaren. Kinderen zijn het meest vatbaar voor coördinatieve prikkels. Indien een kind coördinatief niet goed geschoold word, zal dit in zijn latere levensjaren moeilijk meer in te halen zijn.
Lenigheid is geen vast bezit. Het moet verworven en onderhouden worden. Gebeurt dit niet, dan zal dit verminderen waarbij tevens de bewegingsvaardigheid zal afnemen.